
Jurisprudentie
BG3359
Datum uitspraak2008-11-05
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801097/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801097/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 7 augustus 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) de aanvraag van [appellante] om een toevoeging afgewezen.
Uitspraak
200801097/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/355 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 december 2007 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) de aanvraag van [appellante] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 22 december 2006 heeft de raad, voor zover van belang, het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2007, verzonden op 31 december 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 maart 2008.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. P.Th. van Alkemade, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.B. van Dijken, medewerker bij de raad, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien
de daartoe strekkende aanvraag kennelijk van elke grond is ontbloot.
Ingevolge het derde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria.
Ingevolge artikel 24, derde lid, bevat de aanvraag om een toevoeging een genoegzame omschrijving van de feiten en omstandigheden betreffende het rechtsprobleem waarvoor rechtsbijstand wordt gevraagd, de aan te voeren gronden dan wel een aanduiding van de werkzaamheden op basis van de toevoeging die ter zake van het rechtsprobleem nodig worden geacht.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder b, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: het Brt) wordt rechtsbijstand als zijnde van elke grond ontbloot niet verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een vordering of verweer waarvoor de rechtzoekende geen of een volstrekt ontoereikende grond verschaft.
2.2. [appellante] heeft blijkens de toevoegingsaanvraag van 19 mei 2006 om rechtsbijstand verzocht voor het geven van een second opinion inzake de vraag naar de slagingskans bij het instellen van hoger beroep ter zake van de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning. De raad heeft de aanvraag afgewezen omdat de gemachtigde de toevoegingsaanvraag niet nader heeft toegelicht, ondanks herhaald verzoek daartoe.
2.3. [appellante] kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat uit artikel 12 en 24 van de Wrb en artikel 3 van het Brt, in hun onderlinge samenhang bezien, voortvloeit dat een toevoegingsaanvraag, naast een genoegzame omschrijving van de zaak en van de werkzaamheden in bovenbedoelde zin, een inhoudelijke motivering van de noodzaak voor het verrichten van werkzaamheden dient te bevatten, omdat de raad op grond van de Wrb de plicht heeft om te beoordelen of de zaak waarvoor een toevoeging wordt aangevraagd, enige kans van slagen heeft.
2.4. De toevoegingscriteria uit bovenvermelde wetsbepalingen zijn nader uitgewerkt in het beleid van de raden voor rechtsbijstand dat is neergelegd in het Handboek Toevoegen, mei 2004 (hierna: Handboek). Met betrekking tot een toevoegingsaanvraag voor een second opinion stelt paragraaf 5.28.8.3.1 van het Handboek, dat zakelijk weergegeven de hiervoor aangehaalde wettelijke bepalingen met zich brengen dat de raad gehouden is dergelijke verzoeken te toetsen en dat hij niet kan toevoegen wanneer een toevoeging voor een second opinion wordt aangevraagd zonder toelichting. Voor een beoordeling of voldaan is aan de bovenbedoelde criteria, zo blijkt verder uit genoemde paragraaf, "dient de raad in het algemeen in het bezit gesteld te worden van de laatste beschikking of uitspraak naast het (negatieve) advies van de eerste advocaat en is het tevens van belang dat gemotiveerd wordt aangegeven dat en waarom de zaak op het eerste oog niet volstrekt kansloos voorkomt." Deze in het Handboek opgenomen wetsinterpreterende beleidsregel acht de Afdeling juist. Nu een dergelijke motivering bij de aanvraag om de toevoeging van [appellante] ontbrak, moet met de rechtbank worden geoordeeld dat deze in zoverre niet aan het bepaalde in de Wrb voldeed. Het betoog faalt.
2.5. Voorts voert [appellante] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen zogenoemde lichte advies toevoeging (hierna: een LAT) behoefde te worden afgegeven. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat de raad de laatste zinsnede van de brief van haar gemachtigde van 13 juli 2006 niet anders kon aanmerken dan als een aanvraag om een LAT. Dat deze aanvraag niet met het daarvoor bestemde formulier is ingediend, doet daaraan niet af, aldus [appellante].
2.5.1. [appellante] heeft op de brief van de raad van 3 juli 2006 waarin haar werd verzocht om aanvulling van de overgelegde gegevens, bij brief van 13 juli 2006 een reactie verzonden en in die brief tevens aan de raad in overweging gegeven ten behoeve van de second opinion een LAT af te geven. Eerst in het besluit op bezwaar heeft de raad de afwijzing van het verzoek om afgifte van een LAT gemotiveerd met de overweging dat deze eerst is ingediend hangende bezwaar, nadat de rechtsbijstandwerkzaamheden reeds waren geschied.
2.5.2. Het verzoek om verlening van een LAT is door [appellante] bij brief van 13 juli 2006 gedaan en derhalve vóór het primaire afwijzingsbesluit van 7 augustus 2006. De rechtbank heeft dan ook terecht de aan de afwijzing van de LAT ten grondslag gelegde motivering onjuist geacht. De rechtbank heeft evenwel ten onrechte geoordeeld dat de raad de opmerking van [appellante] in genoemde brief omtrent een eventuele verstrekking van een LAT niet als een aanvraag daartoe heeft hoeven opvatten.
Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de zinsnede uit de brief van [appellante] van 13 juli 2006 niet anders kan worden opgevat dan als aanvraag om afgifte van een LAT. De Afdeling begrijpt deze aanvraag aldus dat [appellante] voor een LAT in aanmerking wilde komen indien een reguliere toevoeging niet kon worden verleend. Dit betoog slaagt derhalve.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het beroep tegen het besluit op bezwaar van 22 december 2006 ongegrond is verklaard wat betreft de handhaving van de weigering een LAT af te geven. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [appellante] tegen het besluit van de raad van 22 december 2006 in zoverre gegrond verklaren. Het besluit van 22 december 2006 komt eveneens voor vernietiging in aanmerking, voor zover daarbij de weigering een LAT af te geven is gehandhaafd. De raad dient in zoverre een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 december 2007 in zaak nr. 07/355, voor zover het beroep tegen het besluit op bezwaar van 22 december 2006 ongegrond is verklaard voor zover daarbij de weigering een LAT af te geven is gehandhaafd;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van 22 december 2006, voor zover daarbij de weigering een LAT af te geven is gehandhaafd;
V. veroordeelt de raad tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de raad aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de raad aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008
312-384.